Inleiding Als wij het hebben over sidderen dan denken wij aan angst. Sidderen doe je bijvoorbeeld bij een eng verhaal in een boek of film. Je kunt sidderen van angst als je instapt in het karretje van die bloedsnelle achtbaan, als je opeens oog in oog staat met een valse hond, of als we bij het oversteken niet goed opletten en bijna aangereden worden door een auto. Sidderen is een uitwerking en uitvloeisel van angst. In Spreuken 28: 14 gaat het ook over sidderen. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van zowel 2004 als 2021 vertaalt: ‘Gelukkig is de mens die siddert voor de Heer.’ In deze woord- en vertaalkeuze lijkt te worden gezegd dat mensen, ook wij christenen, voor God zouden moeten sidderen van angst en dat gelukkig zijn iets te maken heeft met bang zijn en trillen als een rietje voor Hem. Dat klinkt gek, want voor God hoeven wij toch niet bang te zijn? Misschien is dat laatste de reden dat de Herziene Statenvertaling (HSV) kiest voor een andere weergave. ‘Welzalig is een mens die voortdurend diep ontzag heeft voor de Heere,’ lezen we daar. Diep ontzag. Dat heeft een hele andere lading dan sidderen. Daar is de connectie met angst uitgehaald. Maar welke vertaling is nu juist? Voor het antwoord daarop moeten we kijken naar het Hebreeuws, de grondtaal waarin deze passage ooit is geschreven. De Hebreeuwse grondtekst kent hier in Spreuken 28 het woord pachad, wat daadwerkelijk sidderen of trillen betekent. In een Engels woordenboek dat ik gebruik wordt dit vertaald met: ‘trembling in terror’. Nederlands: ‘trillen van (doods)angst’.
Dat roept uiteraard de vraag op wat Spreuken 28: 14 met dit woord pachad wil zeggen en hoe dit dan gelukkig maakt zoals het aan het begin van dit vers staat? Nogmaals angst is immers niet iets dat wij normaliter associëren met God en geloven. Volmaakte liefde drijft juist angst uit, is een veelgehoorde en aangehaalde Bijbeltekst uit het Nieuwe Testament (1 Johannes 4: 18). In dit artikel ga ik proberen deze vraag te beantwoorden, want wat hier wordt bedoeld heeft inderdaad met angst en beven te maken, maar niet op de manier zoals wij misschien denken.
Sidderen tegenover verharden Vanuit het Hebreeuws bezien kent de NBV dus hier de precieze vertaling van pachad in sidderen: ‘Gelukkig is de mens die siddert voor de Heer, wie eigenzinnig is, valt ten prooi aan het kwaad.’ Toch is in deze vertaling ook niet alles even scherp weergegeven. In Masoretische tekst (dat is de ‘officiële’ overgeleverde tekst van het Oude Testament binnen het Jodendom) komen de woorden ‘voor de Heer’ namelijk niet voor. De HSV geeft dit expliciet ook aan in haar vertaling van Spreuken 28: 14. Het ‘voor de Heere’ is daar cursief gedrukt, waarmee aangegeven wordt dat het hier om een toevoeging van de vertalers gaat. Wat we hier in het Hebreeuws wel vinden is ‘tamid’. Dit betekent ‘altijd/voortdurend’. Een letterlijke vertaling kan dus zijn: ‘Gelukkig de mens die siddert altijd…’ Maar siddert waarvoor dan? Toch de Heer of wellicht voor iets anders? Gezien de context van de rest van dit vers moet het antwoord zijn dat je siddert voor de consequenties en gevolgen van zonden. Zie maar op de NBV: ‘Gelukkig de mens die siddert voor de Heer, wie eigenzinnig is, valt ten prooi aan het kwaad.’ Je bent dus gelukkig als je voortdurend siddert voor de consequenties van het kwaad, want anders val je ten prooi aan datzelfde kwaad. Dat is hoe de NBV vertaalt en daarmee geeft het volgens mij de strekking qua betekenis heel goed weer. In het Hebreeuws staat hier namelijk letterlijk: ‘…maar wie zijn hart verhardt, valt in het slechte/kwade/inferieure.’ Dat maakt de tegenstelling nog duidelijker. Het gaat hier om het contrast tussen iemand die het kwaad schuwt en mijdt (vanwege de ernstige consequenties ervan) en iemand die zijn of haar hart ervoor heeft verhard en zo ten val komt. Die iemand is ‘eigenzinnig’ en luistert niet naar de Bijbel, God of zijn medegelovigen. En daarachter zit dan een hart dat zich verhard heeft. In een verhard hart is immers geen zachtheid meer, geen empathie. Een verhard hart is blind voor de gevolgen van het kwaad. Het is je geweten uitschakelen en in het ergste geval zelfs het kwade voor goed houden en andersom. Als het zover komt houdt niets je meer tegen om je over te geven aan slechtheid en zonden met alle gevolgen van dien.
Sidderen voor de Heer? Angst en sidderen voor het kwaad en de gevolgen ervan dus, dat is wat hier staat. Geen angst voor de Heer. Dat hoeven we echt niet te hebben als wij in Jezus geloven en zijn genade ontvangen hebben. Wij zijn dan niet meer onder het oordeel, maar vrijgekocht en opnieuw geboren ten eeuwigen leven. Sidderen voor Hem hoeven wij niet, want over wie in Jezus als Messias en Zoon van God gelooft wordt geen oordeel meer uitgesproken, leert Johannes 3: 18. Maar waar we wel voor moeten (blijven) sidderen, ook als gelovigen, is de destructieve macht van het kwaad. God houdt ons in de Bijbel voor wat het kwaad is en leert ons wat er gebeurt als wij ons daaraan overgeven. En dat weten zou ons moeten doen sidderen, altijd. Angst voor het kwaad en de gevolgen ervan is een goed ding. Een praktisch en concreet voorbeeld vinden we in middelengebruik. Als angst om dood te gaan of verslaafd te raken je tegenhoudt om bijvoorbeeld drugs te gebruiken is dat goed. Als je siddert van de mogelijke negatieve consequenties van zonden, dan is dat ten diepste gezond, want het voorkomt dat je valt. Als je deze angst uitschakelt en je hart verhardt, dan zul je vallen in het kwaad, zoals het in Spreuken staat.
Kortom, Gods regels hebben zin. Als iemand ze kent en door de ernst van het begaan van zonden en de desastreuze consequenties ervan wordt tegengehouden, is dat iets waar je jezelf gelukkig om mag prijzen. Want daar ga ik in dit artikel verder niet op in, maar Spreuken 28: 14 is tevens een zaligspreking met een formulering die overeenkomt met de zaligsprekingen van onze Heer Jezus zelf in bijvoorbeeld Matteüs 5: ‘Je bent zalig als…’ Sidderen voor Gods wil behoed je voor veel problemen en daarin vind je geluk en zaligheid.
Naar ons vandaag de dag En dat brengt mij bij de conclusie. We hebben geleerd dat sidderen voor de wil van de Heer niet verkeerd hoeft te zijn. Nee, we hoeven niet bang te zijn voor God en we ook hoeven nooit te twijfelen aan ons geloof, noch aan onze redding. Maar gezonde terughoudendheid in het kwaad en angst voor de potentieel desastreuze gevolgen ervan (die we in de Bijbel genoemd en beschreven vinden) is positief en goed. Luisteren naar Gods waarschuwingen en geboden maakt gelukkig. Terwijl afstomping en verharding leiden tot de ondergang. En daaruit vloeit de vraag voort: wat doet u daarmee? Bent u, lezer, iemand die dit bij zichzelf herkent? Of moet u toegeven dat u hier niet mee bezig bent? Dat u eigenlijk niet eens weet wat Gods wil is in uw dagelijkse keuzes? Gods geboden zijn wijsheid, ze hebben zin. Kennis en siddering ervoor houden ons op het goede spoor. Het helpt bij heiliging van ons leven en brengt ons dagelijks dichter bij Hem. Ja, gelukkig is de mens die altijd siddert voor wat God vraagt, want dat voorkomt dat we met een verhard hart vallen in het slechte.
Dit artikel is ook in Het Zoeklicht (nr. 11 2022) verschenen.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van Roelof Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op via het contactformulier.