Wij leven in een goddeloze wereld die bol staat van zondigheid. Tegenwoordig zijn allerlei zaken normaal, die nog maar enkele decennia geleden totaal ondenkbaar waren. Onze seksuele moraal, onze omgang met elkaar, onze kijk op leven en dood, hoe we ons meer en meer definiëren als agnostisch of atheïstisch en ons tegelijkertijd met het grootste gemak inlaten met allerlei afgoderij en moderne occulte vormen van spiritualiteit, het moet allemaal maar kunnen. Hoe kan het toch dat deze zondigheid, dit moreel verval, zo wijdverspreid is geworden in onze samenleving? Mijns inziens heeft dit alles te maken met de aard van de mensen. Zonden zelf namelijk zijn niet de oorzaak van het probleem, zij zijn de uiting of het symptoom ervan. Dat zovele zondige ‘gruweldaden’ (zie onder) zo algemeen geaccepteerd en zelfs gevierd worden vandaag de dag, heeft alles met dit onderliggende probleem te maken. Laat mij dit duidelijk maken met een casestudy van de stad Sodom.
Sodom en haar zonden Sodom was een stad die naar alle waarschijnlijkheid gelegen lag in het Jordaandal ter hoogte van de Dode Zee, in het huidige Jordanië. Het was een van de vijf steden van de vlakte (Sodom, Gomorra, Adma, Zeboiïm en Zoar). De stad werd samen met Gomorra om hun zonden vernietigd door God, zo lezen we in Genesis 18 & 19. Vaak wordt gezegd dat Sodom vernietigd werd vanwege haar homoseksuele zonden, maar deze zonde – die er zeker was – is slechts het symptoom van een dieperliggend probleem. Kijk maar mee naar Ezechiël 16: 48-50, waar we in de context van een oordeelsprofetie over Jeruzalem lezen:
‘Zo waar ik leef, spreekt de Heere HEERE, Sodom, uw zuster, zij en haar dochters hebben niet zo gedaan als u en uw dochters gedaan hebben! Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde ze echter niet. Zij verhieven zich en deden een gruweldaad voor mijn aangezicht.’
Wat we hier lezen is dat de zonde van Sodom, haar ‘ongerechtigheid’, niet specifiek de gruweldaad van homoseksualiteit was, maar dat een andere, diepere oorzaak daartoe de aanleiding vormde. Het begint namelijk bij trots. Het Hebreeuwse woord ‘gawon’ dat de grondtekst kent legt bij trots het accent op het opgeblazen zijn en hooghartig. Dat, zegt Ezechiël, is oorsprong van het probleem: met en vanuit een hooghartige houding leven. Deze hartsgesteldheid werd bevestigd door de welvaart die de inwoners van Sodom genoten. Ze hadden overvloed van voedsel en kwamen niets tekort. Ze kenden de rust van het zorgeloze. En daardoor werd men naast hooghartig ook nog eens lui. De mensen in Sodom waanden zich onkwetsbaar, bijna goddelijk. Wie tast ons aan in onze overvloed? Vanuit deze arrogantie en het bijbehorende idee van suprematie wordt er ook niet meer omgezien naar de zwakke en arme. Zij zijn aan hun lot overgeleverd. En als gevolg van dit alles valt deze stad in de grove zonden die we tegenkomen in Genesis 19: het verlangen naar een groepsverkrachting, homoseksualiteit, het overtreden van gebruiken van gastvrijheid (wat in het Middenoosten zwaar woog) en zelfs poging tot moord op Lot. Deze zonden wegen zwaar, dat zal niemand ontkennen, maar ze zijn uiteindelijk het symptoom van iets veel kwaadaardigers dat hierachter ligt.
Onze tijd En dit geldt evenzo voor de mensen van onze tijd. Deze verzen uit het zestiende hoofdstuk van Ezechiël geven ons namelijk een inkijk in de aard van de mens naar zijn wezen. Wat we lezen is niet alleen toepasbaar op de inwoners van Jeruzalem lang geleden, maar gaat over mensen van alle tijden, misschien bij uitstek wel over de mensen van nu. Want de wereld waarin wij leven is in toenemende mate zondig en slecht, zoals ik in het begin al aangaf, en dat heeft hier alles mee te maken. Want als er ooit een mensenvolk hooghartig en trots is geweest, dan zijn wij het in het westen van de wereld wel. Wij, de blanke Europeanen, zijn eeuwenlang de heersers over de wereld geweest. Alle belangrijke wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen kwamen in die tijd uit ons deel van de wereld en de rijkdom stapelde zich op. Ja, de Tweede Wereldoorlog stelde ons voor vragen, maar de val van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur bewees eens en voor altijd de suprematie van onze wereldvisie. We werden zo arrogant dat we dachten dat wij het allemaal zelf wel uit konden maken. God hadden we niet meer nodig, meenden we. Hele generaties groeiden op zonder kerk en geloof. En ze misten het ook niet, want deze jonge mensen hadden alles wat hun hartje begeerde. Ze hadden te eten en te drinken en meer dan dat: kansen om wat van je leven te maken, een dak boven je hoofd, geen oorlog of geweld te vrezen en ga zo maar door. Ongekende overvloed en zorgeloze rust, dat was ook hun wereld. Het was een wereld die hen daarbij in toenemende mate voorhield dat het diepste geluk te vinden is in meer en meer en het volgen van je begeerten. Ja, het werd verpakt als authentiek leven en als doen wat je hart je ingeeft, maar het kwam in de praktijk neer op goddeloosheid, hebzucht en losbandigheid. Precies zoals bij Sodom en haar gruweldaden.
Door dit alles leven we nu in het zogenaamde post-christelijk tijdperk. De tijd van het nieuwe heidendom. De mens die daarbij hoort is vandaag de dag meer dan ooit trots, rijk en welvarend. En net als de inwoners van Sodom, zijn we hand in hand hiermee harder en harder geworden voor hen die niet mee kunnen komen. We zijn immers een land geworden waar mensen in de kou zitten omdat ze geen verwarming kunnen betalen, een land waar mensen douchen bij de sportclub of in het zwembad om dezelfde reden, een land waar voedselbanken de normaalste zaak van de wereld zijn, een land waar kinderen zonder eten naar school gaan, een land waar de kansen voor kinderen van arme gezinnen niet dezelfde zijn als die van kinderen uit rijke gezinnen. We zijn een land waar de ouderenzorg, de psychiatrie en de jeugdzorg een zooitje is en mensen tussen de kieren van het systeem vermorzeld worden. We zijn een land waar de zorg het in toenemende mate niet meer aankan, een land waar de elite neerkijkt op het klootjesvolk, de stad het platteland domme boerenkinkels vindt en zij die alles hebben hun schouders ophalen over hen die het aan alles ontbreekt. Steeds meer gaat op wat we over Sodom lezen: ‘De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde ze echter niet.’ En dit verval uit zich in onze moraal en in ons gedrag inzake goed en kwaad. Alles waar ik in het begin over schreef op het gebied van leven en dood, relaties en seksualiteit, occultisme en wat dies meer zij, zijn uitingen van ‘gruweldaden’ waar God niets mee te maken wil hebben. Ze zijn het gevolg en het symptoom van hetzelfde onderliggend ziektebeeld van de ziel als destijds van Sodom. Wij zijn in onze harten gelijk aan haar geworden.
En daar komen we van onszelf nooit meer uit. Er is slechts een die ons hiervan kan verlossen: Jezus de Christus die kwam om de straf op onze zonden te dragen. Hij kan dit doorbreken en ons opnieuw geboren laten worden. Bekering, heiliging en rechtvaardiging door zijn Geest zijn de weg uit dit moeras. Maar doet men dit niet en/of wil men dit niet, dan wacht slechts de dood en de veroordeling. Dan gaat men verloren. Mijn hart huilt over dit land en de mensen die dit moeten ondergaan. Sodom en Gomorra zullen er niets bij zijn, maar nog is er tijd, nog is er genade. Zelfs voor ons.
Niets uit dit artikel mag worden zonder uitdrukkelijke toestemming van Roelof Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op via het contactformulier.