Gisterenavond op de discipelschapstraining die ik in mijn gemeente te Delfzijl geef, ging het over het geven van aalmoezen aan de hand van Matteüs 6: 1-4. Best een spannend onderwerp voor ons als Nederlandse christenen, die net als iedereen in dit land niet graag over onze financiën praten. Toch gingen we de uitdaging aan en we ontdekten dat Jezus ons leert dat het ook bij het geven van materiële gaven gaat om het hart en de intentie. Geven doe je niet voor jezelf, niet voor de eer van de medemens, niet voor de bühne, maar uit liefde voor God en je naaste.
Daarbij bespraken we ook wat normaal was om te geven en wat wij vonden van gemeentes en kerken die hun leden daarbij een norm opleggen van tienden of andere richtbedragen en percentages. Bij onze groep, een groep van echte baptisten, was daar niet veel animo voor. Een baptist is immers vrij om zelf voor God keuzes te maken en de gemeente heeft daar niets over te zeggen, zo was de mening. Toch waren alle deelnemers zich er wel van bewust dat gelovig zijn en onderdeel uitmaken van een gemeenschap, verantwoordelijkheid vraagt. Ook op het financiële en materiële vlak. Daarbij sprak vooral de verdeelsleutel aan van tweederde van je wat voor God apart stelt, voor jouw religieuze gemeenschap en eenderde voor het overige aan goede doelen die je steunt (zoals je ook vindt beschreven in Deutronomium 14). Sommigen probeerden daarbij hun tienden te geven, anderen gaven dat niet, zij kozen voor een andere hoeveelheid. En weer anderen gaven van wat ze hadden, ook als is dat niet veel. En dit is natuurlijk geweldig om te horen! Toch blijkt in de praktijk dat veel kerken, zendelingen, goede doelen en mensen in nood, niet voldoende geholpen en ondersteund worden in het materiële. Er zijn vaak te weinig inkomsten om goed te doen. Lang niet iedereen die gelooft gaat met deze zaken zo serieus en verantwoordelijk om, als de groep christenen op de training. Eén opmerking was daarbij gisterenavond van groot belang. Een van de deelnemers sprak namelijk over offerbereidheid: is datgene dat wij weggeven voor God en zijn werk, iets dat dankbaar voortkomt uit offerbereidheid, of is het een moetje? Iets dat je doet als er nog eens wat overblijft aan het einde van de maand? Iets wat je doet als het echt niet anders kan, maar liever niet zou doen? Het vermoeden was dat er velen zijn bij wie deze offerbereidheid ver te zoeken is. Soms uit onwetendheid, maar soms ook uit onwelwillendheid. Deze opmerking rond offerbereidheid is mij bijgebleven. Het is iets dat me vandaag heeft bezig gehouden. Hoe zit dit? Bij mezelf, maar ook bij mijn gemeenteleden? Hoe zit dat bij jou en u die dit op dit moment leest? Kijk, aan ons is niet het oordeel over elkaar in deze, maar jij kunt wel zelf in de spiegel kijken en je de vraag stellen: hoe groot is mijn offerbereidheid?
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
Roelof HamTheoloog, voorganger en auteur. Archieven
Juni 2023
|